17 augustus 2023

Faalangst bij kleuters: 11 signalen en tips voor begeleiding

Een beetje gezonde spanning bij het leren is niet erg. Echter ongeveer één op de tien kinderen heeft last van meer dan deze gezonde spanning, namelijk faalangst. 

Ook bij kleuters komt faalangst steeds meer voor. Hoe kun je als leerkracht of intern begeleider een faalangstige kleuter herkennen en ondersteunen?

'Mijn dochter is vijf en zit net in groep 1. Ze laat op school niet zien wat ze kan en als de juf iets vraagt, klapt ze dicht. Als ik thuis iets aan haar vraag, weet ze echter heel veel', zo schrijft een moeder op een forum voor pedagogische vragen. 

Ze vraagt zich af of er bij haar dochter sprake kan zijn van faalangst. Herken jij, als leerkracht van kleuters, deze vraag? Komt er nu een leerling in jouw gedachten, waar je dit ook wel eens van denkt? 

Faalangst

Als we naar faalangst kijken dan kunnen we dat grofweg in drie categorieën opdelen: 

  • cognitieve faalangst (de angst voor de beoordeling van prestaties op school, denk hierbij aan werkjes/werkbladen bijvoorbeeld), 
  • sociale faalangst (de angst om door anderen negatief beoordeeld te worden, bijvoorbeeld in de kring) en; 
  • motorische faalangst (angst om bij lichamelijke handelingen, zoals bijvoorbeeld gym/tekenen/knippen, fouten te maken).

Bij faalangst gaat het dus vooral om de angst voor een negatieve beoordeling of reactie. De verschillende vormen kunnen samen voorkomen of overlappen. De angst heeft vaak betrekking op bekende situaties. 

Leerlingen zijn vooral bang voor de beoordeling die op deze situatie of taak volgt. Het gevolg hiervan is dat kinderen bij de taak of situatie blokkeren of deze proberen te vermijden. 

Negatief zelfbeeld

De angst werkt dus belemmerend en heeft alles te maken met de manier van denken. Een kind met faalangst denkt dat hij/zij iets niet kan en dat hetgeen wat van hen verwacht wordt, zal mislukken. Leerlingen met faalangst hebben vaak een negatief zelfbeeld. De angst om te mislukken bepaalt hun denken. 

Ze zijn gefixeerd op het negatieve en geloven niet snel dat ze iets goed kunnen doen. Succes leggen ze vaak buiten zichzelf en falen schrijven ze vaak aan zichzelf toe.

Signalen

Als we nu aan faalangst bij kleuters denken, waar moeten we dan op letten? Welke signalen kan een kleuter uitzenden die wijzen op faalangst? Hieronder een opsomming van signalen (let op: de lijst is niet uitputtend, maar geeft een indicatie):

  1. De kleuter zegt regelmatig op een dag ‘Ik kan dat niet’ of ‘Ik ben daar nog niet groot genoeg voor’ of ‘Ik durf dat niet.’
  2. De kleuter is heel zenuwachtig als hij iets moet doen waar hij geen beeld kan van vormen wat het is en hoe het in zijn werk zal gaan.
  3. De kleuter vertoont zenuwachtig gedrag: wiebelen, met de voeten bewegen, frutselen aan een kledingstuk, bewegen met handen en vingers.
  4. De kleuter neemt weinig initiatief met betrekking tot het zelfstandig spel, omdat hij denkt dat hij het niet zal kunnen.
  5. De kleuter volgt in zijn spel andere kleuters. Hij laat anderen de leiding nemen.
  6. De kleuter is verlegen en neemt weinig het woord in (kring)gesprekken, bang om iets verkeerds te zeggen.
  7. De kleuter is bang om een opdracht uit te voeren of vermijdt een bepaalde opdracht of activiteit, omdat hij denkt dat hij het niet zal kunnen.
  8. De kleuter kan ’s morgens moeilijk afscheid nemen, huilt als mama/papa hem achterlaat.
  9. De kleuter klampt de juf vast en vraagt vaak ‘Wanneer komt mama/papa me terug halen.’
  10. De angst van de kleuter ebt relatief snel weg.
  11. Tijdens het weekend en de schoolvakanties is de kleuter rustiger, blijer en minder angstig.

Het is dus van belang om een kleuter goed te observeren. Wat voor gedrag zie ik precies? Op welk moment zie ik dit? Komt dit gedrag herhaaldelijk terug of is het eenmalig? Is het gedrag gekoppeld aan een taak of aan bepaalde situaties?

Observeer een kleuter over langere tijd en noteer de signalen. Hierbij is het contact met ouders ook van belang. Vertoont deze kleuter dit gedrag thuis ook of juist niet? Zo kun je zien of er een lijn valt te ontdekken in het gedrag van uw kleuter en of het faalangstige gedrag regelmatig terugkomt of afneemt.  

Begeleiding

Als u merkt dat jouw kleuter faalangstig gedrag vertoont en dit niet verdwijnt, dan is het belangrijk om daar iets mee te doen. Maar welke ondersteuning kun je als leerkracht bieden? Hieronder een paar tips.

  • Negeer de angst niet, maar erken deze. Zo voelt een kind zich begrepen. Moedig daarnaast een kleuter aan om een bepaalde activiteit of taak wel te doen. Geef een compliment als de taak toch is gelukt. Als de taak niet lukt, kan het zijn dat het te behalen doel nog te hoog gegrepen is. Kies dan een eenvoudiger doel.
  • Geef niet alleen complimenten die gericht zijn op het resultaat, maar ook op de inzet of de manier van werken (het werkproces).
  • Deel een opdracht op in kleine stappen. Maak eventueel een stappenplan met behulp van pictogrammen. Begeleid een leerling in deze stappen en bouw de begeleiding stapsgewijs af.
  • Begeleid de kleuter bij het opstarten van de activiteit. Vraag of de kleuter het vervolgens zelfstandig kan afmaken en kijk regelmatig even of het lukt. Spreek jouw vertrouwen in het kunnen van de leerling uit.
  • Laat de kleuter opdrachten doen die het zeker aankan. Zo wordt het zelfvertrouwen vergroot. Geef tegelijkertijd ook opdrachten die hij/zij nog niet aankan, maar leg uit dat oefening nodig is om nieuwe dingen te leren.
  • Benadruk dat fouten maken mag en laat dit zelf ook in jouw handelen zien.
  • Zorg ervoor dat er voor de kleuter voldoende speltijd is. En bouw ook regelmatig ontspanningsmomenten in. Leer de kleuter bijvoorbeeld ademhalingsoefeningen die hij/zij kan gebruiken voor dat er aan het werkje begonnen moet worden.
  • Wees voorspelbaar en zorg voor een duidelijke structuur.

Ten slotte kun je ervoor kiezen om eens met een thema aan te sluiten bij de interesses van de bewuste kleuter. Hierdoor kan hij erg opbloeien omdat het een onderwerp is waar hij veel van af weet. 

Prentenboeken

Ook kun je prentenboeken met de klas of in de kleine kring lezen over (faal)angst en daarover doorpraten. Boeken die je hiervoor zou kunnen gebruiken zijn ‘Toe maar ukkie’ (Coby Hol) of ‘Een grote plons’ (Pieter van Oudheusden). Tot slot is het leuk om in een klein groepje een spel te spelen waarbij bange gedachtes moeten worden veranderd in positieve gedachtes. Een goed spel hiervoor is het spel 'opgekikkerd' (voorheen 'in de put, uit de put', www.decoolekikker.nl). 

Wil je meer weten over ons aanbod rondom faalangst, neem dan contact op met Hanneke Bossenbroek.