‘Zonder gids geen ruimte’ was de titel van een van de bijdragen op het symposium christelijk leraarschap dat plaatsvond in de Goudse St. Jan. De Goudse glazen in de langste kerk van Nederland roepen als het ware die vraag op. Hier lopen gidsen door de enorme ruimte en vertellen ze in diverse talen het verhaal van de glazen. Helpt dat nou, zo’n gids? Kun je het geheim van die prachtige gebrandschilderde afbeeldingen niet beter zelf ontdekken? En als je gids bent, waar moet je dan op letten of waar moet je rekening mee houden? Die vragen spelen niet alleen in de St. jan, het zijn ook de vragen van het onderwijs.
Aangrijpingspunt voor het nadenken over die vraag was het verschijnen van Gidsen, een christelijke schoolpedagogiek. Vanuit verschillende onderwijscontexten gaven sprekers hun visie op de vraag waarom een leraar gids zou moeten zijn, en hoe dat dan zou kunnen. Ik ga hier geen poging doen om die verschillende inzichten weer te geven, maar ik focus op het thema van de gids en de ruimte dat de auteurs van Gidsen, Bram de Muynck en Bram Kunz, aan de orde stelden.
Vorming in christelijke zin
Dagelijks gaan duizenden leraren op christelijke scholen aan de slag met hun leerlingen. Ze willen hun leerlingen voorbereiden op vervolgonderwijs en maatschappij - en ze willen dat doen in christelijke zin. Ze hopen hun leerlingen te vormen tot verantwoordelijke personen, die verlangen om voor God, de ander en in deze wereld hun taak en roeping uit te oefenen.
Maar hoe doe je dat? Onlangs stelde een leerkracht in een gesprek over burgerschapsonderwijs mij de vraag: ‘Dus ik mag de christelijke ideeën niet meer aan mijn leerlingen opleggen?’ Dat was blijkbaar zijn antwoord op de vraag wat vorming in christelijke zin is: christelijke ideeën opleggen. Een ander zal liever spreken van ‘overdragen’. Een derde ondersteunt dat overdragen door op een schriftelijke overhoring naar de persoonlijke mening van de leerling te vragen. Maar als de leerling niet opschrijft wat de leraar in de les heeft meegegeven, is het antwoord fout.
Ruimte
Hoeveel ruimte is er voor een leerling op een christelijk-reformatorische school om zijn eigen gedachten te formuleren en zijn eigen visie te vormen? Is die ruimte er wel als opvoeders in Deuteronomium 6,7 opgeroepen worden: U zult ze (Gods geboden) uw kinderen inscherpen? Die vraag kwam in het panelgesprek op het symposium uitgebreid aan de orde en hij speelt vaak op de achtergrond van gesprekken over christelijk onderwijs.
Panelgesprek tijdens symposium Christelijk leraarschap
Sommigen constateren op grond van genoemde Bijbeltekst dat die ruimte er niet is. Daar zijn echter wel wat kanttekeningen bij te maken. Ik noem er twee. Allereerst is het de vraag of ‘inscherpen’ inderdaad die massieve betekenis heeft die sommigen eraan geven. De kanttekeningen bij de Statenvertaling lichten toe dat het gaat om Gods verordeningen ‘zo voor te dragen dat zij in het hart van de kinderen doordringen’. De Herziene Statenvertaling vertaalt dan ook ‘inprenten’. De King James vertaling heeft: ’And thou shalt teach them diligently (met toewijding) unto thy children’. De Willibrordvertaling geeft het weer met: 'Spreek er uw kinderen telkens opnieuw over’. Kortom: inscherpen is geen opleggen.
Een tweede kanttekening is deze. Als christelijke leraar hopen we inderdaad dat de heilzame woorden van God in het hart van onze leerlingen en studenten doordringen. Hoe verloopt dat doordringen, dat eigen maken? Daar komt de ruimte om de hoek kijken. Uit de ontwikkelingspsychologie, maar ook uit eigen ervaring, weten we dat het ontwikkelen van een eigen identiteit veel meer is dan socialiseren. Juist daar waar jongeren ruimte krijgen om na te denken, te worstelen met ideeën, te exploreren – juist daar ontstaat een stevige identiteit. En daarin speelt de leraar als gids een rol. Niet alleen door Bijbelse wegen te wijzen. Ook door dwarse vragen te stellen en schurende ideeën aan te reiken waar de leerling mee stoeit in de ruimte die hem gegeven wordt.
Het getuigt van overschatting van onszelf en van onze rol in het leven van leerlingen als we voor de smalle betekenis van ‘inscherpen’ gaan. En het getuigt van onderschatting van het werk van de Heilige Geest in het leven van leerlingen. Van dat werk zijn én leerling én leraar afhankelijk. Onder die zegen mag de leraar gids zijn en ruimte scheppen voor de leerling.